Inhoudelijke ontwikkelingen in de beginperiode van de film

 

De eerste vertoning in Parijs werd verzorgd door de gebroeders Lumière. Louis en Auguste Lumière waren rijke foto-fabrikanten uit Lyon, die de films maakten met het oog op mogelijke winsten. De films die getoond werden waren vooral demonstratiefilmpjes:
- aankomst van een trein; dit leverde paniek op onder het publiek. Dat werd gezien als bewijs voor de kracht van de illusie
- Uitgaan van de fabriek
- Baby die gevoed wordt
- Eerste poging tot een filmgrap: een tuinman met tuinslang.


Afb. 11. Trein in La Ciotat, 1895

De gebroeders Lumière zijn zelf nooit toegekomen aan het maken van speelfilms. Zij hielden zich slechts kort bezig met het maken van films, van de eerste filmvertoning in 1895 tot in 1898. In de periode werden alleen maar korte, documentaire-achtige films gemaakt. Eerst aan de hand van alledaagse gebeurtenissen, later door situaties uit de wereld te tonen.


Afb. 12. De Tverskaia straat in Moskou, 1896

Begin 1896 gingen wel allerlei cameralieden op stap voor hen om een pakket van reisfilms te maken. Dit deden zij onder andere in Nederland, Rusland, Egypte en de Verenigde Staten. De camermensen kregen de opdracht om dat wat er voor de lens kwam op te nemen. De filmpjes bestonden dus alleen uit concrete beelden uit de werkelijkheid, zonder een aanpassing of invulling vanuit een verhaal. De documentaire-achtige filmpjes waren vooral gericht op de smaak van het (klein)burgerlijke publiek van rond de eeuwwisseling. Er werd ook veel gebruik gemaakt van actuele onderwerpen, omdat deze winstgevend waren. Al in de beginperiode kun je dus spreken van een 'commerciele' programmering, en hield men zich vooral bezig met de 'wensen' van het publiek.


Afb. 13. De pyramiden, 1897

De kenmerken van de films van de gebroeders Lumière kunnen als volgt omschreven worden:
- fixatie op burgerlijke maatschappij rond de eeuwwisseling;
- beperkte uitdrukkingskracht, o.a. als gevolg van het aanpassen aan de kleinburgerlijke smaak;
- naturalistisch;
- actuele onderwerpen, met name vanuit reizen naar het buitenland;
- film als oog op de wereld

De eerste speelfilm werd gemaakt door Georges Méliès, die uit het theater afkomstig was. Hij was ontwerper, goochelaar, en eigenaar van een aantal theaters. Hij werd beïnvloed door het 'magische' van de goochelaar, maar ook door het illusie-theater. Het verhaal stond centraal in zijn werk, niet de registratie van een gebeurtenis. Hij was een fan van Jules Verne. Er werd ook gebruik gemaakt van trucage, zoals doorgezaagde meisjes, en de rol van de camera werd ontdekt, de verdwijntruc, die ontstond door het tijdelijk stopzetten van de camera. Door het ongeoefende oog en het vertrouwen in de film, geloofde men in de trucs die we nu als ongeloofwaardig zouden bestempelen.


Afb. 14. L'Éclipse du soleil en pleine lune (1907)

De films van Méliès waren fantasievolle sprookjesachtige verhalen, die voorzien waren van technische en andere trucs. Regelmatig kwam hij daarbij door toeval tot nieuwe resultaten. Zijn films toonden utopische avonturen waarin het verhaal en het wonder van de weergegeven snelheid centraal stonden. Vanaf 1897 distantieert hij zich van het werk van de gebroeders Lumière, en noemt hij zijn films "gereproduceerde theaterstukken". Tegelijkertijd is een grote overeenkomst met hen, dat hij vooral de massa wilde bereiken met zijn films.


Afb. 15. Le voyage dans la lune (1902)

De kenmerken van de films van Méliès kunnen als volgt omschreven worden:
- fantasierijke sprookjes met behulp van trucs;
- gebruik maken van het idee van het overstijgen van tijd en ruimte, zoals in Reis naar de Maan (1902);
- utopisch met actuele politieke thema's;
- gebruik van trucs om grappen uit te halen, zoals in Le locataire diabolique (1909), waar uit één koffer het meubilair voor een hele kamer komt;
- geen autonome stijl, vaak starre en theaterachtige fotografie van iets dat zich op een gelijkblijvende afstand bevindt;
- zelfparodie

De gebroeders Lumière kunnen gezien worden als de voorlopers van de documentaire, Méliès kan gezien worden als de voorloper van de speelfilm.

In het begin ontstonden twee belangrijke stromingen:
- Film d'Art (Frankrijk): Film als kunst. De discipline die het meest bij film aansloot, het theater werd als voornaamste inspiratiebron gebruikt, en veel van de acteurs daaruit afkomstig. Er werden veel toneelstukken en romans verfilmd, vaak met een realistische of moralistische tendens. ("Victim de l'acool")
- Komische film: Belangrijke figuur hierin was Max Linder, die later naar de Verenigde Staten emigreerde, en voorloper was van Chaplin en andere belangrijke namen.


Afb. 16. Max Linder (1883 - 1925)

Tegelijkertijd kwam de gedrukte pers op, met name de dag- en weekbladen. Belangrijk en geliefd fenomeen hierin was het feuilleton, dat zijn naam te danken heeft aan Louis Feuillade. Dit bleek ook toepasbaar in de film, met name ook via het gebruik van de cliffhanger.Door de langere speelfilm ontstonden ook andere verteltechnieken.

In Denemarken was het met name de actrice Asta Nilsen die belangrijk was in die tijd. In de Verenigde Staten was Edwin Porter de eerste die bewust gebruik maakte van de camera om spanning op te bouwen. Hij deed dit door de camera niet toneelachtig te gebruiken, dat wil zeggen het totale beeld te laten zien, maar te gebruiken om slechts gedeeltes te laten zien. Ook combineerde hij beelden van verschillende plaatsen, zoals een brand in een huis en de brandweer. De eerste close-up werd gebruikt in de film "The Great Train Robbery".


Afb. 17. The Great Train Robbery (1903)

De eerste grote filmregisseur was David Ward (D.W.) Griffith. Hij was afkomstig uit het theater, waar hij als schrijver nooit echt succes had. Uit armoede werd hij acteur voor filmpjes. Doordat hij een grote belangstelling voor het nieuwe medium had mocht hij als snel, in 1908, van Biograph zelf een filmpje maken. Griffith gebruikte montage om de spanning op te voeren.


Afb. 18. David Ward Griffith (1875-1948)

Vanuit zijn schrijvers-achtergrond had Griffith een grote interesse in de literatuur, en gebruikte dan ook veel verteltechnieken van zijn literaire voorbeelden, als Dickens, in de film. Hij zag het werk van Dickens als beeldvertellingen, en daarom eigenlijk niets anders dan film, als voorlopers van de filmische vertelling.

Grifith begon in eerste instantie in zijn films met totaalopnamen, maar geleidelijk aan ging hij meer mediumshots en later ook close-ups gebruiken. Tegelijkertijd verliet hij ook het toneelmatige denken, het werken in opeenvolgende scene's, die een samenhange hebben door de eenheid van tijd en plaats. In plaats daarvan begon hij te werken met opname-reeksen, die een samenhang tonen via een gedachtencontinuïteit. Eenheid van tijd en plaats waren niet meer belangrijk, belangrijker was dat het publiek de opeenvolgende shots kon begrijpen en volgen.

Griffith gaat ook varieren met verschillende soorten opnames en instellingen, met beeldformaten en verschillende lengtes. Door steeds snellere beeldwisselingen probeerde hij de dramatiek te vergroten. Al zijn verteltechnieken vatte hij samen in de films "Birth of a Nation" en "Intolerance".


Afb. 19. The Birth of a Nation (1915)

Griffith's film Birth of a Nation maakte gebruik van een massaregie in plaats van een theatrale aanpak. De film werd enthousiast ontvangen, door zowel critici als het publek. Als negatieve kant werd wel heel duidelijk het racisme en de verheerlijking van de Klu Klux Klan genoemd. Dit kreeg meer en meer de overhand, waardoor het ook een verwerpelijke film werd genoemd. Als revanche maakte hij daarop in 1916 "Intolerance", die de intolerantie door de jaren heen laat zien. De film toont vier verhalen die met elkaar verbonden worden door het beeld van een vrouw met een wieg. Een andere film van hem is "Way down east" uit 1919/1920.


Afb. 20. Affiche van Intolerance (1916)

Griffith was de eerste regisseur die naamsbekendheid genoot. Samen met Mary Pickford, Douglas Fairbanks, en Charlie Chaplin richtte David Ward Griffith de maatschappij United Artists op.

Tot de jaren '30 werd de film gezien als een louche bedrijf. Er bestond al wel een belangrijke filmcultuur, gevormd door een intellectuele bovenlaag die het belang van de film inzag. Dit uitte zich in de eerste filmtijdschriften, de eerste serieuze filmkritieken, en filmclubs. Filmcritici worden cineasten of omgekeerd, de relatie en betrokkenheid onderling is in die begintijd nog heel erg groot.

Denemarken en Italië konden de ontwikkelingen niet meer bijhouden. Denemarken beperkte zich tot kluchten, en met Mussolini richtte Italië zich bijna uitsluitend nog op haar eigen markt. De opkomst van de filmindustrie in Zweden werd de kop ingedrukt door de Amerikanen, doordat zij alle belangrijke regisseurs en acteurs wegkochten.


Afb. 21. Ingrid Bergman (1915-1982) in de film Casablanca (1943) met Humphrey Bogart

Wat de artistieke ontwikkelingen betreft kwamen de stromingen in Duitsland en Frankrijk grotendeels overeen met bepaalde kunststromingen.

In Duitsland was dat het Expressionisme, dat voor de Eerste Wereldoorlog al een stroming was in de schilderkunst. Als belangrijkste inhoudelijke kenmerken van het expressionisme in de film kunnen genoemd worden:
- De mens is een gespleten persoonlijkheid, dualiteit tussen uiterlijk en innerlijk.
- Overdreven manier van acteren
- Decors zijn een vervorming van de werkelijkheid.
Als beginfilm geldt wel "Das Kabinett des Dokter Caligari" van Siegfried Kracauer. Het Caligari-thema is wel vaker gebruikt: een verziekte geest in een normaal uitziend persoon. De expressionistische trekjes werken nog heel lang door in zowel Duitse films als in de "geëmigreerde" films in Amerika. Een tweetal regisseurs komt uit die stroming voort: Friedrich Wilhelm Murnau en Fritz Lang.


Afb. 22. Das Kabinett des Dokter Caligari (1919)

F.W. Murnau:
* droominterpretatie van de wereld
* sterk beïnvloed door de moderne romanschrijvers, en dan met name de 'monologue interieur'


Afb. 23. Nosferatu (1922) van W.F. Murnau

Fritz Lang:
* begonnen in de jaren '20
* grote Duitse thema's, zoals de Nibelungen
* Dr. Mabuse: zichzelf verbergen achter een nette façade en tegelijkertijd in de onderwereld verkeren
* Metropolis (1927) is zijn belangrijkste film. In de film wordt een toekomstvisie gegeven, met heersenden en geknechtigden. Er is een soort Maria-figuur die de geknechtigden moet verlossen. Er wordt een uiterlijk gelijke Maria naar voren geschoven om dat te voorkomen, maar het volk doorziet dat uiteindelijk.
* Hij is een voorloper van de Nationaal Socialistische ideologie.
* Is als een van de eersten uit Duitsland vertrokken, ondanks aanbiedingen van Goebbels


Afb. 24. De stad Metropolis (1927) van Fritz Lang

De Nieuwe Zakelijkheid is een reactie op eerdere artistieke stromingen (Expressionisme, Dadaïsme), en probeert het leven te laten zien zoals het is. De films zijn daarom documentaire-achtig, zoals "Berlin, Symphonie einer Großstadt" uit 1927 van Walter Ruttmann. Een van de belangrijkste figuren is Georg Wilhelm Pabst, die veelal sociale thema's gebruikte. Volgens hem was het werkelijke leven al romantisch genoeg, dus moest men het daar maar bij laten.


Afb. 25. Affiche van Berlin, Symphonie einer Großstadt (1927)

In Frankrijk was vooral het Impressionisme een belangrijke stroming. Deze heeft als uitgangspunt de werkelijkheid die op een persoonlijke manier verbeeldt wordt. Delluc was een belangrijke vertegenwoordiger en wordt wel gezien als de eerste theoreticus. Hij lanceerde de term 'cineast'.

Een andere belangrijke stroming in Frankrijk was het Surrealisme. Dit was een duidelijke beweging met een eigen tijdschrift en eigen tentoonstellingen. Het surrealisme ging er van uit dat kunst een medium is waarmee droombeelden verwezenlijkt konden worden. Louis Buñuel was dé cineast van deze stroming.
Het surrealisme gebruikt geen verhaal, maar associaties en beelden. De droombeelden die gebruikt worden hebben ook iets provocerends. Naar aanleiding van de films ontstonden een aantal schandalen. Een Franse excentrieke graaf financierde deze films. Buñuel werkte samen met Salvador Dali in een tweetal films: "Un chien d'Andalou" en "L'age d'or". Deze twee films zijn typische producten van een groepje gedreven kunstenaars.


Afb. 26. Openingsscene uit Un Chien d'Andalou (1929) van Louis Buñuel

Voor de Franse film in jaren '20 is verder de figuur van Abel Gance erg belangrijk geweest, en dan vooral de film "Napoléon". De oorspronkelijke versie is verdwenen, maar de film is gereconstrueerd. Hij maakte gebruik van een "tripetiche", een drieluik dat bestond uit drie beelden naast elkaar. Hij was als filmmaker telkens maar weer bezig zijn eigen films te verbeteren.


Afb. 27. Beeld uit de film Napoléon (1927) van Abel Gance