DE 36 DRAMATISCHE SITUATIES (volgens Polti)
1. Smeekbede
Vervolger, smekeling, een autoriteit (wiens
beslissing dubieus is).
2. Bevrijding, redding
Een ongelukkige, bedreiger, redder.
3. Misdaad als gevolg van wraak
Een wreker en een misdadiger.
4. Wraak tussen verwanten
Wrekende bloedverwant, schuldige bloedverwant,
herinnering aan het slachtoffer (verwant aan beiden).
5. Achtervolging
Straf en een vluchteling
6. Ramp, groot onheil
Een overwonnen macht, een overwinnende vijand
of een boodschapper.
7. Ten prooi vallen aan wreedheid of tegenspoed
Een ongelukkige, een meester of een rampspoed.
8. Opstand
Tiran, samenzweerder.
9. Vermetele onderneming
Een dappere leider, een object, een tegenstander.
10. Ontvoering
Ontvoerder, ontvoerde, wachter.
11. Raadsel
Ondervrager, zoeker, probleem.
12. Verwerving
Een verzoeker en een tegenstander die iets
weigert, of scheidsrechter en twee partijen tegenover elkaar.
13. Vijandschap tussen verwanten
Boosaardige verwant, gehate (of wederkerig
hatende) verwant.
14. Rivaliteit tussen verwanten
De verkozen verwant, de afgewezen verwant,
het object.
15. Overspel met moord
Twee overspeligen, een bedrogen echtgeno(o)t(e).
16. Krankzinnigheid, waanzin
Waanzinnige, slachtoffer.
17. Fatale onvoorzichtigheid
De onvoorzichtige, het slachtoffer of het
verloren voorwerp.
18. Onopzettelijke misdaad uit liefde
De minaar, de beminde, degene die onthult.
19. Doden van een verwant die men niet herkent
Moordenaar, niet herkend slachtoffer.
20. Zelfopoffering voor een ideaal
Held, ideaal, de "schuldeiser" of
de persoon of de zaak die wordt opgeofferd.
21. Zelfopoffering voor bloedverwant(en)
Held, verwant, de "schuleiser" of
de persoon of de zaak die geofferd wordt.
22. Alles opgeofferd aan een passie
De minnaar, het object van de fatale hartstocht,
het geofferde ding of persoon.
23. Noodzaak van het offeren van geliefden
Held, het geliefde slachtoffer, de noodzaak
voor het offer.
24. Wedijver van sterkere en zwakkere
Sterkere rivaal, zwakkere rivaal, het object.
25. Overspel
Een bedrogen echtgeno(o)t(e), twee overspeligen.
26 Misdaad uit liefde
Minnaar, beminde.
27. Ontdekking van oneer van een dierbare
De ontdekker, de schuldige.
28. Liefdesobstakels
Twee minnaars, obstakel.
29. Liefde voor een vijand
Geliefde vijand, minnaar, hater.
30. Ambitie
Ambitieus persoon, het begeerde, een tegenstander.
31. Conflict met een godheid
Een sterfelijke, een onsterfelijke.
32. Misplaatste afgunst
De afgunstige, het object dat hij wenst te
bezitten, de veronderstelde medeplichtige, de reden of de veroorzaker
van de misvatting.
33. Onjuist oordeel
De in dwaling verkerende, het slachtofer van
de dwaling, de reden of aanstichter van de dwaling, de schuldige.
34. Wroeging
De schuldige, het slachtoffer of de zonde,
de ondervrager.
35. Hervinden van een verlorene
De zoeker, de gevondene.
36. Verlies van dierbaren
Een verwant die vermoord wordt, een verwant
die toeschouwer is, beul.