Cultuurgeschiedenis
De twintigste eeuw
De eerste 20 jaar van de twintigste eeuwen worden gekenmerkt door enorme politieke en technologische ontwikkelingen. Belangrijke gebeurtenissen die het verdere verloop van de eeuw zullen bepalen zijn de Eerste Wereldoorlog, van 1914-1918 en de Russische Revolutie in 1917. Ook wetenschappelijk gezien waren de veranderingen groot. In 1905 kwam Albert Einstein met zijn relativiteitstheorie, waardoor het denken over massa, tijd en energie veranderd werd. Vanaf 1920 waren er radio-uitzendingen mogelijk. Freud formuleerde nieuwe theorieën op het gebied van de psychologie. De ontwikkelingen waren zo veelzijdig en divers, dat specialisatie noodgedwongen de plaats in nam van generalisatie.
Afb. 97. Albert Einstein (1879-1955)
Ook op maatschappelijk gebied veranderde er het nodige. Aan de ene kant is er in Rusland sprake van het communisme, dat beoogde om de macht in de handen te leggen van de arbeiders, en alle middelen en goederen gelijkelijk te verdelen over iedereen. De oude machtstructuren werden radicaal veranderd om plaats te maken voor, zoals zij het zelf noemden: "de nieuwe wereldorde". In West-Europa was de verandering milder, maar voltrok zich in dezelfde richting: de eis naar democratisering werd steeds scherper. Meer mensen wilden hun stem kunnen laten horen, via een politieke partij, vakbond of stemming. Arbeiders eisten betere leefomstandigheden, vrouwen gelijke rechten.
Afb. 98. Poster "Proletariërs aller landen, verenigt
u" uit 1917 van Dimitry Moor
Ook binnen de beeldende kunsten is de drang naar gelijkheid en vrijheid als bevestiging van de individualiteit merkbaar. De kunstenaar eiste de grootst mogelijke vrijheid voor zichzelf op, slechts beperkt door zijn eigen, al dan niet opgelegde, beperkingen. De kunstenaar begon zichzelf te zien als profeet voor de maatschappij, het begin van de avant-garde.
In de negentiende eeuw wezen de ontwikkelingen bij de impressionisten al vooruit naar de artistieke autonomie. Aan het begin van de twintigste eeuw komt deze volledig tot ontplooiing, wat voor veel onbegrip in de samenleving zorgde. De weg die ingeslagen werd met het impressionisme wordt gedurende de hele twintigste eeuw gevolg en beleefd in de kunstwereld. Kunststromingen volgen elkaar snel op in deze eeuw, of bestaan naast elkaar. Daarnaast hebben de stormachtige ontwikkelingen in deze eeuw telkens hun sporen nagelaten in maatschappij en kunst.
Aan het begin van de twintigste eeuw komt er een reactie op het Realisme in de vorm van het Expressionisme. Deze term geldt als een verzamelnaam voor de uitingen van kunst waarbij het belangrijkste doel is om zo spontaan en direct mogelijk uiting te geven aan emotie. Expressionistische tendensen zijn niet alleen te vinden in de beeldende kunst, maar ook in de literatuur en de muziek. Vanaf 1905 ontwikkelt het Expressionisme zich op verschillende plaatsen in Europa: in Frankrijk waren er de Fauves, in Duitsland ontstond Die Brücke als kunstenaarsgroep. Latere ontwikkelingen van het Expressionisme zijn in Duitsland terug te vinden in Der blaue Reiter, in Nederland in de Bergense School (Bergen, NH) en De Ploeg (Groningen). In België is de ontwikkeling terug te vinden in de Latemse School. Ook bij individuele kunstenaars, zoals Oskar Kokoschka (1886-1980) zien we het Expressionisme terug.
Afb. 99. Zelfportret van een gedegenereerde artiest (1937),
Oskar Kokoschka
Het Fauvisme ontstond doordat een groep kunstenaars in 1905 gezamenlijk exposeerden. De groep bleef slechts tot 1907 bij elkaar, maar hun werk bleef toch eenvoudig herkenbaar: een zo vlak mogelijk gehouden compositie, die alleen bepaald wordt door de (ongemengde) kleur die gebruikt werd. Een criticus bij die eerste expositie, Vauxcelles had er geen goed woord voor over, hij vond het als werk van wilde dieren, van fauves. Henri Matisse (1869-1954) was veruit de belangrijkste kunstenaar van de groep. Nadat hij eerst rechten had gestudeerd ging hij pas in 1890 schilderen. Zijn werken uit de periode rond 1905 kunnen aangemerkt worden als de meest heftigste van zijn werken. Toch was kleur nooit het belangrijkste middel voor expressie. Vaker gebruikte hij vormen om te komen tot een vereenvoudiging van zijn composities. Daarbij werd steeds vaker het platte vlak benadrukt, en steeds minder gewerkt met een illusie van ruimtelijkheid.
Afb. 100. La leçon de musique (1917), Henri Matisse
Ook in Dresden vormt een groep kunstenaars zich in 1905 samen omdat zij op een onconventionele, maar toch eerlijke en spontane wijze de natuur, vrouwen, en later ook het stadsleven, weer wilden geven. Al in 1906 werd er een expositie gehouden van Die Brücke in een lampenfabriek in Dresden. Hun werk is expressionistisch een tegenhanger van dat van het Fauvisme. Het richt zich veel sterker op een gevoel van bewogenheid bij de toeschouwer. Het werk straalt vaak een angst en pessimisme uit dat tekenend is voor de onrustige maatschappelijke omstandigheden in Duitsland. Daarnaast is het werk ook nog eens verwant aan de bittere en emotionele kunst van Noord-Europa, zoals dat te zien is bij Munch en Ensor, aan sommige kanten van de Duitse Romantiek, en aan de Duitse kunst uit de Reformatie. Een van hun grootste successen was het vergroten van de belangstelling voor grafische kunst. Omstreeks 1910 gingen de meeste leden van de groep van Dresden naar Berlijn, waarna iedereen meer zijn eigen richting uitging. De groep werd in 1913 daarom uiteindelijk ontbonden.
Het Kubisme is in tegenstelling tot het Expressionisme meer gebaseerd op het verstand. De stroming werd geïnspireerd door het werk en de theorieën van Cézanne, door zijn visie op de werkelijkheid. Elke natuurlijke vorm was volgens Cézanne terug te brengen tot een kubus, kegel of cilinder. Met name Pablo Picasso (1881-1973) raakt bij een overzichtstentoonstelling in 1907, een jaar na de dood van Cézanne, dusdanig onder de indruk van zijn werk, dat hij de stijl die hij al ontwikkeld had verlaat, en zich richt op het Kubisme, zoals de stroming vanaf 1909 genoemd wordt. Georges Braque (1882-1963) is een andere kubist waarmee Picasso nauw samenwerkte.
Afb. 101. Man met een viool (1912), Georges Braque
Als reactie op het Fauvisme negeerden de Kubisten de kleur, en richtten zij zich op het onderzoeken van de vorm. Zij zochten met name naar een manier om de driedimensionaliteit van het schilderij te vernietigen. Picasso en Braque vonden een oplossing door het voorwerp op te delen in vlakken, die vervolgens weergegeven werden in één plat vlak, het zogenaamde analytische Kubisme. Het synthetisch Kubisme probeert weer een samenhang te krijgen tussen de verschillende onderdelen. In 1912 voegt Picasso een stukje zeildoek in een schilderij om zo een collage te krijgen, een techniek die daarna door hem en Braque daarna vaker toegepast worden, waardoor het meer collages van materialen worden.
Afb. 102. Italiaans Meisje (1917), Pablo Picasso
In Italië was intussen een andere beweging ontstaan die ook het verstand gebruikte als uitgangspunt, het Futurisme. Deze groep omarmde enthousiast de verworvenheden van de moderne techniek: machines, massaproductie, mechanische geluiden, snelheid, en vernietiging van alle traditie. De agressiviteit van de futuristen werd deels veroorzaakt door hun jeugdigheid, en door de grote druk van de klassieke traditie op de Italianen. Omdat beweging bij de Futuristen centraal stond, leerden zij vooral uit studies van fotografen hoe beweging kon worden aangegeven door herhaling van voorwerpen, of van het beweeglijke deel daarvan, en ook dat abstracte lijnen beweging en reactie konden suggereren.
Het Constructivisme gaat uit van het meetbare, het zuiver objectieve en het practische. In 1913 werd deze stroming voor het eerst zichtbaar in de reliëfconstructies van de Rus Vladimir Tatlin (1885-1953), die geïnspireerd waren op het werk van Picasso. Na de Russische revolutie in 1917 keerden verschillende kunstenaars terug naar Rusland, waardoor het Constructivisme nieuwe impulsen kreeg. In Rusland zelf kwam al snel een einde aan de stroming door de dwingende voorschriften die het Communistisch regime in de twintiger jaren uitvaardigde. In West-Europa heeft het Constructivisme een belangrijke invloed op de architectuur en de toegepaste kunst van het Bauhaus.
Afb. 103. Relief (1912), Vladimir Tatlin
Naast gevoel en verstand als uitgangspunten voor de verschillende stromingen, is in die tijd ook de keuze voor de voorstellingsloze verbeelding te herkennen. Het bewust afzien van het weergeven van de herkenbare werkelijkheid is van groot belang geweest voor de verdere ontwikkelingen binnen de beeldende kunsten. Als grondlegger van de Abstracte kunst kan men Wassily Kandinsky (1866-1944) aanmerken. Hij stelde dat het belangrijkste gegeven het vertolken van het innerlijke is, het uiten van de dingen van de ziel en de geest. Het is deze "innerlijke noodzaak" die de drijvende kracht is achter het scheppende proces, de basis voor de authentieke articiteit. Door zijn deelname aan richtingen als Der blaue Reiter en Bauhaus is hij in staat geweest deze opvattingen verder uit te dragen. Zijn Eerste abstracte aquarel uit 1910 toont hoe hij kunst wilde maken zonder enige aanknopingspunt voor verdere herkenning, zodat het een onvoorstelbaar, onherkenbaar geheel zou blijven.
Afb. 104. Compositie IV (1911), Wassily Kandinsky
De naam van de groep Der Blaue Reiter is ontleend aan de omslag van de almanak uit 1911 waarin de ideeën van de verschillende leden beschreven werd. Centrale figuren binnen de groep waren Kandinsky en Franz Marc (1880-1916). De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de actviteiten van de groep. Een kunstenaar als Paul Klee (1879-1940) is duidelijke beïnvloed geworden door de stroming.
De Rus Kasimir Malevich (1878-1935) had zowel het Kubisme als het Futurisme grondig bestudeerd, en ontwikkelde vervolgens zijn eigen stijl, die hij het Suprematisme noemde. De geometrische grondvorm werd daarmee uitgeroepen tot een vorm van kunst, de belangstelling werd gericht op de eigenschappen van een zwart vierkant tegen een witte achtergrond.
Afb. 105. Suprematisme: zelfportret in twee dimensies (1916),
Kasimir Malevich
In Nederland richtten Piet Mondriaan (1872-1944) en Theo van Doesburg (C. Küpper, 1883-1931) de beweging op die zij De Stijl noemden. De groep probeerde kunst te scheppen van een dynamisch evenwicht in een compositie van enkele fundamentele elementen, zonder een directe verwijzing te hebben naar de zichtbare wereld. Met name horizontale en verticale zwarte strepen en rechthoekige vlakken in primaire kleuren, wit of grijs werden gebruikt als de basisbestanddelen. Daarmee hoopten ze een universele werkelijkheid weer te kunnen geven, geldig voor alles en iedereen, zonder plaats voor uitzonderingen of toevalligheden. Ook Gerrit Rietveld (1888-1964) heeft onder anderen deel uigemaakt van deze groep.
Afb. 106. Broadway Boogie Woogie (1942-1943), Piet Mondriaan
Door de oorlogsjaren en de periode direct erna kwamen sommige kunstenaars tot de conclusie dat de Westerse beschaving ten einde liep. Zij wilden dit verkondigen door de cultuur, waar het Westen zo trots op was, belachelijk te maken. Zij stelden onredelijkheid tegenover redelijkheid, anti-kunst tegenover kunst. In 1916 ontstond op deze manier Dada in Zürich, waarbij kunst ingezet werd als protest, waarbij protest de basis vormde voor een kunststroming. Paradoxaal genoeg bewezen zij alleen maar dat anti-kunst niet kan bestaan. Het werk van een kunstenaar als Marcel Duchamp (1887-1968), een vertolker bij uitstek van de ideeën van Dada, laat dit duidelijk zien. Zijn bekendheid dankt hij met name aan het fenomeen van de ready-made in 1913: het gebruiken van een alledaags voorwerp dat los van zijn functionele verband verklaard wordt tot een kunstvoorwerp.
Afb. 107. Chocolademolen, no. 2, Marcel Duchamp
Omstreeks 1920 verhuisden een aantal van de Dadaïsten vanuit Zürich naar Parijs, om daar onder leiding van André Breton een Surrealistische beweging te starten. Het Surrealisme omvat zowel literatuur als schilder- en beeldhouwkunst, en onderzocht de mogelijkheden van het spontaan schrijven en de gevolgen van de nieuwe theorieën van de psycho-analyse voor de artistieke creativiteit. In 1924 zette Breton de uitgangspunten voor het Surrealisme in een manifest uiteen: uitgegaan werd van het feit dat er in onze dromen, en op die momenten dat onze verbeelding sterker is dan ons verstand, associaties en beelden ontstaan in ons bewustzijn die veel belangrijker voor ons werkelijk bestaan zouden zijn dan de traditionele onderwerpen die in de kunst al werden gebruikt.
Afb. 108. La Toilette de la Mariée (1940), Max Ernst
Kunstenaars als Max Ernst (1891-1976) en Salvador Dalí (Salvador Dalí y Domenech, 1904-1989) zagen de schilderkunst als een middel om met een hypnotische precisie irrationele vindingen vast te leggen. Daarmee schiepen zij een gecompliceerd samenstelsel aan mogelijke verbeeldingen met een onzekere en onbegrensde betekenis. Andere belangrijke schilders die gerelateerd zijn aan het Surrealisme zijn de Spanjaard Juan Míro (1893-1984) en de Belgische kunstenaar René Magritte (1898-1967).
Afb. 109. Leda Atomica (1949), Salvador Dalí
Pablo Picasso werd door het Surrealisme beïnvloed, zonder de beperkingen te aanvaarden die de stroming inhield. In de late twintiger jaren laat zijn werk elementen zien die aan deze stroming ontleend zijn. In 1939 weet hij de invloeden van het Kubisme en het Futurisme te combineren met de gevoelens van het Surrealisme, en uiting te geven aan zijn politieke overtuigingen in het doek Guernica. Het enorme doek herdenkt de vernietiging van een Spaans dorpje in 1936, en het leed en de folteringen die daarmee gepaard gingen. Vanaf 1930 begon Picasso ook drie-dimensionale voorwerpen te maken uit oud roest.
Afb. 110. Guernica (1939), Pablo Picasso
Het Magisch Realisme wordt wel gezien als een variant op het Surrealisme. De term wordt gebruikt om die vormen van kunst aan te duiden, waarin men door de verbeelde werkelijkheid meer zicht krijgt op de magie van het bovenzinnelijke, van datgene wat men in het dagelijks leven niet waarneemt. Deze stroming is terug te vinden in zowel de beeldende kunst, de literatuur en de film. In Nederland zijn het met name Carel Willink (1900-1983) en Pyke Koch (1901-1991) geweest die deel uit hebben gemaakt van deze stroming.
Afb. 111. Stadsgezicht (1934), Carel Willink
In Duitsland voelden veel kunstenaars zich na de Eerste Wereldoorlog verplicht om hun werk in dienst te stellen van het sociale bewustzijn. Zowel in de beeldende kunst, als in de muziek en de literatuur wordt het werk van de Neue Sachlichkeit (Nieuwe Zakelijkheid) gebruikt om te protesteren tegen de verrotting van de wereld om hen heen. Dat is bijvoorbeeld duidelijk terug te vinden in de Dreigroschenoper van Bertold Brecht en Kurt Weil. Met het aan de macht komen van Adolf Hitler in 1933 wordt veel kunst bestempeld als "ontaard", de Entartete Kunst. Werken die dit stempel meekregen werden verwijderd uit musea en een deel werd verkocht aan het buitenland, maar een groot deel werd ook vernietigd.
De periode na de Tweede Wereldoorlog is een tijd van herstel en ontwikkeling. Revolutionaire ontdekkingen doen hun intrede en veranderen het beeld van de maatschappij in een hoog tempo. Meerdere ontwikkelingen zijn te herkennen in de afgelopen vijftig jaar, die vaak naast elkaar bestonden. Opnieuw zijn er richtingen die zich meer baseren op het gevoel, tegenover stromingen die zich op het verstandelijke richten.
Het Abstract Expressionisme is zo'n stroming die zich baseert op het gevoel. Vanaf 1940 waren er veel kunstenaars die naar de Verenigde Staten uitweken, zoals bijvoorbeeld Piet Mondriaan en Max Ernst. De Europese kunstenaars zorgden er voor dat de Amerikaanse kunst uit haar regionalisme gehaald werd, en dat zij zich af ging zetten tegen de Europese beginselen. Voorbeelden van dit Abstracte Expressionisme zijn terug te vinden bij richtingen zoals de Action Painting en Colorfield Painting.
Jackson Pollock (1912-1956) begon in 1947 met het maken van zijn "drippings", schilderijen waarbij hij stralen verf op een ongeprepareerd doek liet vallen dat op de grond lag en van alle kanten werd bewerkt. Het vervaardigen van zijn werk werd een fysieke inspanning, impulsief en energiek, zonder een bepaald plan of een bepaalde voorstelling. De Action Painting vond veel navolging in Europa, bijvoorbeeld bij Willem de Kooning (1904-1997). Met behulp van een breed en van veel verf voorzien penseel werkt hij met veel krachtige en agressieve gebaren, om daarmee dreigende en soms weldadige kleurcomposities te laten ontstaan.
Afb. 112. Vrouw (1954), Willem de Kooning
De werken van Pollock en De Kooning beïnvloedden niet alleen jonge kunstenaars, maar zetten ook oudere kunstenaars aan tot het loslaten van conventionele beperkingen. Hierdoor ontstond een beheerste vorm van het Abstract Expressionisme, waarin kleur een belangrijke, expressieve rol speelt: de Colorfield Painting. Mark Rothko (1903-1970) werkt met sluiers van kleur die over elkaar heen lijken te hangen in een symmetrische monumentale rangschikking. Daarmee ontstaat een schijnbaar voortdurende verschuiving van de kleuren in de ruimte, duidelijk gerelateerd aan het geschilderde doek.
Afb. 113. Zonder titel (1949), Mark Rothko
In Europa is het uitbreiden van het Expressionisme met de fysieke agressiviteit van het Abstract Expressionisme terug te vinden in de Cobra beweging. De Cobra groep is gevormd in 1948 door kunstenaars uit Copenhagen, Brussel en Amsterdam, en propageerde volstrekte vrijheid van uiten. Niets mocht de nieuwe creativiteit, die gebaseerd werd op elementen uit de volkskunst, primitieve kunst en kindertekeningen, in de weg staan. In 1952 ging de groep weer uiteen, waarna de kunstenaars afzonderlijk verder hun carrière ontwikkelden. Belangrijke leden van de groep waren Corneille (1922-), Lucebert (1924-1994) en Karel Appel (1921-).
Afb. 114. Fantastisch dier (1980), Karel Appel
Het Abstract Expressionisme wordt in de Verenigde Staten opgevolgd door het Postpainterly Abstraction. Het gaat daarbij om schilderkunst waarbij uit het schilderen een abstraheringsproces voorkomt. Deze richting vormt de overgang naar kunstuitingen die beheerst worden door rationele overwegingen. Morris Louis (1912-1962) behoorde tot deze stroming.
Afb. 115. Lambda II (1960), Morris Louis
De Hard-edge richting was een stroming die duidelijk meer op het verstand gebaseerd was, waarbij helderheid van ontwerp en kleur een voorwaarde is. In het bijzonder Joseph Albers (1888-1976) heeft zijn ontwerpen vereenvoudigd en gebruikte zijn kleuren steeds subtieler. Hard-edge maakt gebruik van de effecten van optische illusie, tesamen met een weloverwogen toepassing van kleurverhoudingen die een bijna ruimtelijk effect veroorzaken.
Een kleine stap daarna is het aanbrengen van een ordening in de werken, een wetmatig laten terugkomen van banen, vlakjes en kleuren. Daardoor ontstaat als het ware een wiskundig schema. Alle onderdelen van het doek hebben een vaste getalsverhouding tot elkaar, en de vele kleurvlakken en -banen lijken oneindig zichzelf herhalend door te kunnen gaan. Dit is duidelijk terug te vinden in het werk van de Zwitser Richard Paul Lohse (1902-1988). Nederlandse kunstenaars die volgens dit schema gingen werken zijn onder andere Peter Struycken (1939-), die aanvankelijk alleen met zwart-wit werkte, en Jan Schoonhoven (1914-1994), die vooral bekend is om zijn monochrome (witte) reliëfs.
Afb. 116. Zonder titel, Jan Schoonhoven
Een logische voortzetting van de Systematisch-Wetmatige kunst is de Computerkunst. Hier wordt gebruik gemaakt van de computer om volgens een bepaalde systematiek varianten te gebruiken. Een voorwaarde hierbij is wel dat de kunstenaar gebruik weet te maken van diverse programmatuur, wat betekent dat hij voldoende kennis bezit van moderne en hoogwaardige technologie. Peter Struycken gebruikt vanaf 1968 de computer om kunstwerken te realiseren. Een bekend voorbeeld is de Beatrix-postzegel uit 1980.
Afb. 117. Postzegels met portret van Beatrix, Peter Struycken
Een nieuwe en opzienbarende ontwikkeling in de kunst was de stroming die bekend is geworden onder de term Pop-Art. In 1954 werd in Londen door de Independent Group een tentoonstelling ingericht met de naam This is Tomorrow. Dit markeert het begin van deze stroming, die later bijvoorbeeld ook door de muziek overgenomen zou worden. In de Pop-Art wordt de eeuwigheidswaarde van een object in twijfel getrokken, en de stroming richt zich heel duidelijk niet op een bepaalde (kunst-)elite, maar juist op de brede massa van vooral jonge mensen. Vandaar de term Pop, die afgeleid is van "popular".
Richard Hamilton (1922-) kan gezien worden als de voortrekker
van deze richting. In een collage verbeeldde hij zijn uitgangspunten
die hij als volgt beschreef:
1. Pop-Art moet populair zijn, en begrijpelijk voor iedereen
2. De vergankelijkheid moet getoond worden, in plaats van een
eeuwigheidswaarde
3. Het werk moet betaalbaar zijn voor iedereen
4. Het werk moet in serie vervaardigd kunnen worden
5. Het moet een jong publiek aanspreken
6. Het moet grappig en luchtig zijn, en als dat mogelijk is, ook
nog eens sexy.
De technieken waarvan de pop-kunstenaar gebruik maakt worden door
de ontwikkelingen in Amerika enorm uitgebreid. Naast het schilderen
wordt er ook gebruik gemaakt van zeefdruk, spuitwerk, en andere
technieken. Bekende Amerikaanse pop-kunstenaars zijn onder andere
Roy Lichtenstein (1923-1997) en Andy Warhol (1930-1987).
Afb. 118. Mickey Mouse (1981), Andy Warhol
Met name Andy Warhol heeft de mogelijkheden van de Pop-Art tot het uiterste doorgevoerd met zijn voorliefde voor felle kleuren en vergrote objecten. In zijn werk wordt het weergegeven object losgemaakt van zijn vertrouwde omgeving, om alleen nog maar als visueel gegeven beschouwd te worden. Soms gebruikt hij daarvoor zelfs binnen zijn werk het herhalingsprincipe, zoals in The Kiss uit 1963 waarbij een foto uit de film Dracula uit 1931 zevenmaal herhaald wordt.
Het drie-dimensionale werk van de Pop-Art wordt vooral in Europa uitgevoerd. Deze Europese groep wordt ook wel aangeduid met de term Nouveau Réalisme. Bij deze richting wordt veel vaker een beeldende ingreep uitgevoerd op het object. Niet alleen worden beelden herhaald, ze worden ook ingepakt, zoals bijvoorbeeld bij Christo (1935-), of zodanig gefixeerd dat het object een blijvende weergave is geworden van iets tijdelijks of toevalligs. In Nederland wordt Nieuw Realistisch werk onder andere gemaakt door Wim T. Schippers (1942-).
Afb.119. Ingepakte Reichstag, Christo
Aan het einde van de jaren zestig komt het Hyperrealisme op in zowel Europa als Amerika. In deze stroming wordt de voorstelling met een overnauwkeurige precisie weergegeven, elke inhoudelijke emotionaliteit ontbreekt. Het lijkt uitsluitend te gaan om een fotografische weergave van het werk, vandaar dat ook wel de term Fotorealisme gebruikt wordt. Het beeld wordt inderdaad vaak vastgelegd met een lens, waarna het beeld geprojecteerd en overgeschilderd wordt.
Aan het begin van de jaren zeventig komen er vanuit allerlei hoeken protesten tegen de richting die de Westerse samenleving heeft genomen, tegen vervuiling, decadentie en wapenwedloop. De kunst haakt in op de protesten die er in de maatschappij doorklinken, zodat er onder andere sprake is van kunst als politiek protest en feministische kunst.
Daarnaast zijn er ook nog andere vormen van kunstuitingen die in de laatste helft van de twintigste eeuw plaats hebben gevonden. De eerste Happening bijvoorbeeld werd gehouden in 1959 in New York door Alan Kaprow. De term staat voor een korte in scène gezette gebeurtenis die voor de toeschouwer provocerend moest werken. Na de eerste Happening werden er in de Verenigde Staten en Europa in de jaren zestig nog meer Happenings gehouden. In Nederland zijn Wim T. Schippers en Willem de Ridder (1939-) kunstenaars die bij Happenings betrokken waren.
Afb. 120. December 1962: Wim T. Schippers gooit ten overstaan
van de wereldpers een flesje Green Spot prikkellimonade in de
zee bij Petten
De Fluxus beweging probeert een wisselwerking tot stand te brengen tussen kunst in de ruimste zin en het dagelijkse leven. De activiteiten werden groepsgewijs naar buiten gebracht door publicaties, festivals, manifestaties, acties, projecten en events. Veel kunstenaars sloten zich aan bij deze beweging, waaronder John Cage (1912-1992), Yoko Ono (1933-), Wim T. Schippers en Walter de Maria (1935-).
De Performance kunst legde de nadruk op de tijdgebonden actie tegenover het maken van een concreet object. Zij bleek, zij het voor beperkt publiek, minstens zo veelzijdig te kunnen zijn als enige andere kunstvorm in stijl, stemming en thema. Bekende kunstenaars zijn Robert Wilson (1941-) die in 1976 in samenwerking met Philip Glass de opera Einstein on the Beach maakte in 1976. Ook Nam Jun Paik (1932-) is een bekende kunstenaar die gebruik maakte van video-kunst om duidelijk te maken op welke manier de massa-media onze zintuigen bombarderen.
Afb. 121. Videovlag (1985-1996), Nam Jun Paik
In de tweede helft van de zestiger jaren en in de zeventiger jaren komt de Body-Art op, kunst waarbij het lichaam een overwegende rol speelt. Body-Art kan op verschillende manieren tot stand komen: doordaty het lichaam werkt als beeldend materiaal, doordat een gewone handeling eindeloos herhaald wordt, door zelf-observatie, door het afstand nemen van de eigen persoon door middel van verandering in kleding of gebaar, of door een sado-masochistische handeling. Bekende kunstenaars die werkten met Body-Art zijn Dan Graham (1942-), Bruce Nauman (1941-) en Marina Abramovic (1946-).
Afb. 122. Zelfportret als fontein (1970), Bruce Nauman
De laatste stroming waarbij stilgestaan wordt is die van de Land-Art. Deze term wordt gebruikt voor kunstuitingen waarbij de kunstenaar ofwel ingrepen doet in het landschap, ofwel natuurlijke processen in zijn werk betrekt, ofwel bepaalde gebeurtenissen of handelingen in de natuur vastlegt. Kunstenaars die hiermee werkten zijn onder andere Walter de Maria, David Oppenheim (1938-) en Robert Morris (1931-). De laatste heeft in 1971 een werk gemaakt in Arnhem dat later in 1977 vergroot en met duurzaam materiaal vervaardigd weer opgebouwd is in Oostelijk-Flevoland aan de weg Lelystad-Swifterbant. Het werk bestaat uit drie meter hoge aarden wallen met kijksleuven die in twee concentrische cirkels geplaatst zijn. Bij de overgang van het ene naar het andere seizoen staat de zon precies in het verlengde van een sleuf in zowel de binnenste als de buitenste ring.
Afb. 123. Terra Moto: The Fallen and the Saved (1994), Robert
Morris
Natuurlijk is een overzicht van een recente periode altijd
onvolledig en beperkt. Bepaalde stromingen zullen later juist
meer of minder invloed blijken te hebben voor toekomstige ontwikkelingen
in de kunst. Ook maatschappelijke ontwikkelingen zullen daarbij
een belangrijke rol blijven spelen. In ieder geval is duidelijk
dat de ontwikkelingen ten aanzien van de technologie en communicatie
een grote, blijvende rol zullen blijven spelen in de ontwikkeling
van de kunsten.