Cultuurgeschiedenis

 

Prehistorie en Egypte

Het begrip cultuur is opgebouwd uit de maatschappelijke ontwikkeling op het gebied van de kunst en de wetenschap, de ontwikkeling van de beschaving, als tegenhanger van de ontwikkeling volgend op de natuur, in navolging van de natuur. Cultuur is wat de mens zichzelf aanbiedt om zich los te maken van zijn omgeving, om greep te krijgen op wie hij is, als individu en als gemeenschap.

De vroegste culturele uitingen die bekend zijn, gaan terug tot aan de begintijd van de mens, homo sapiens, zelf. Zo ver we nu na kunnen gaan, hebben verschillende culturele uitingen, altijd al deel uit gemaakt van het mens-zijn, van de ontwikkeling van een maatschappij. De schilderingen en beelden uit de Oude Steentijd (Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum) blijken aantoonbaar ouder dan de meeste vormen van handwerk, inclusief weven en pottenbakken. Ze zijn veel ouder dan de bewerkte metalen, en zijn ontstaan in een samenleving die voor ons onvoorstelbaar primitief geweest moet zijn. Of we kunnen spreken van Kunst of kunstzinnige uitingen, valt moeilijk te zeggen, wel weten we zeker dat dit uitingen zijn van de vroegste mens om zichzelf en zijn samenleving te onderscheiden van het uisluitend "natuurlijke", om grip te hebben of te krijgen op de hem omringende wereld.

De voornaamste onderwerpen van de Paleolithische cultuur die nog bewaard zijn gebleven hebben betrekking op de omringende natuur, en dan met name dieren en mensen. De figuren werden getekend, geschilderd of gegraveerd in de wanden van grotten en schuilplaatsen in rotsheuvels. De dieren die men uitbeeldde waren de voornaamste prooidieren van de eerste mens: herten, wilde runderen, buffels, paarden, en mammoeten. Afhankelijk van de vindplaatsen is een bepaalde diersoort duidelijk in de meerderheid. Dat zou aan de ene kant mogelijk samen kunnen hangen met de samenstelling van de dierenpopulatie in die omgeving, maar ook met een mogelijke cultus ter verering van een dier of dierengod.


Fig. 1. Afbeelding uit grot van Lascaux, "Chamber of Felines"


Fig. 2. Sculpturen (Bison) uit grot van Tuc d'Adoubert

Naast dieren zijn er ook al andere onderwerpen die te zien zijn in de grotten: menselijke figuren, onherkenbare figuren die mogelijk monsters voorstellen, abstracte symbolen, en positieve en negatieve afdrukken van handen. Daarnaast zijn er uit deze vroegste steentijd ook nog wat beelden en reliëfs bekend. In sommige gevallen is er dan waarschijnlijk sprake van versieringen op gebruiksvoorwerpen, in andere gevallen hebben we waarschijnlijk te maken met op zichzelf staande cultusfiguren, zoals bijvoorbeeld de "oermoeder"-figuren: vrouwenfiguren met een overdreven zwaar onderlijf, en overdreven zware borsten, die waarschijnlijk een moedergodin voorstellen. Bij dit alles moet natuurlijk opgemerkt worden, dat de meeste verklaringen gebaseerd zijn op inschattingen, gedaan vanuit de informatie die de voorwerpen zelf geven, en vanuit parallelen die men getrokken heeft met de gebruiken en voorwerpen bij "moderne" primitieve volken, zoals die in Afrika bijvoorbeeld nog te vinden waren aan het begin van de vorige eeuw.


Fig. 3. Negatieve handafdruk in de grot van Chauvet


Fig. 4. Rotsgravering van mensfiguren in de Grotta di Addaura

Ook de bedoeling van de grotschilderingen is omstreden: deze bevinden zich vaak diep in moeilijk toegankelijke grotten. Het lijkt daarom niet aannemelijk, dat deze gebruikt of gemaakt werden bij publiekelijke ceremoniële bijeenkomsten. Ook werden schilderingen over of door elkaar heen gemaakt, dus waarschijnlijk is het de makers er niet om te doen geweest de afbeeldingen zo goed mogelijk te bewaren. Twee theorieën zijn geopperd voor dit verschijnsel: mogelijk was met name het ritueel van het maken belangrijk, en niet het eindresultaat. Bijvoorbeeld om de geesten van de dieren waarop gejaagd werd gunstig te stemmen. Een andere gedachte was het feit dat er weinig ruimte beschikbaar was in de grotten, en dat de wand daarom meermalen gebruikt werd.

Onderzoekers van cultuuruitingen uit het Stenen Tijdperk hebben herhaaldelijk bewijzen trachten te vinden van niet alleen opzettelijke groeperingen in de schilderingen, maar zelfs ook van een verhalende samenhang. Verschillende groeperingen van schilderingen, zoals bijvoorbeeld in de grotten van Lascaux, lijken een verhaal te vertellen door de manier waarop de figuren bijeengezet zijn. Op de muur, in een lager, meer achteraf gelegen gedeelte van de grot, is een man te zien die op zijn rug ligt, tussen een bizon en een neushoorn in. Naast hem, ook tussen de dieren in, is ook een vogel op een stok afgebeeld. Uit de buik van de bizon lijken ingewanden naar buiten te komen. Abbé Breuil heeft de groep geïnterpreteerd als een complete scène, waarin een dode man wordt getoond die ligt temidden van een door hem gedoode of verwonde bizon en een neushoorn die hem gedood heeft. Op grond van overeenkomsten die te vinden zijn bij primitieve stammen in de 20e eeuw heeft Breuil de stok met de vogel erop opgevat als een begrafenisattribuut. Hoe moeilijk het wel niet is om dit soort afbeeldingen te interpreteren blijkt wel uit het feit dat andere onderzoekers menen dat de neushoorn geen rol speelt in de scène, die dan alleen uit de man en de bizon zou bestaan, terwijl weer anderen van mening zijn dat juist de bizon er niet bij hoort, en dat het dus juist om de man en de neushoorn draait. Het is zelfs niet duidelijk of het hier gaat om het werk van één persoon op één bepaald tijdstip, of dat dit door meerdere personen of op verschillende momenten in de tijd gemaakt is.


Fig. 5. Afbeelding uit de grot van Lascaux, "Shaft of the dead man"

Hoewel de grote lijnen over de sociale context in het Stenen Tijdperk wel bekend zijn, is duidelijk dat we op veel detailpunten bijna niets weten over hoe deze mensen leefden en onder welke omstandigheden. Voor het begrijpen van een cultuur en zijn cultuuruitingen is het belangrijk juist ook meer te weten over dergelijke details, zoals het voorbeeld van de grotschildering van de Lascaux al aangaf. Toch zijn er een aantal dingen wel duidelijk, omdat ze uit het werk zelf af te leiden zijn. Waarschijnlijk hebben de makers van de muurschilderingen al vanaf het begin geworsteld met tegenstrijdige impulsen: aan de ene kant wilden zij een accurate afspiegeling tonen van wat zij zagen. Dieren worden vaak afgebeeld op grond van duidelijk gedetailleerde waarnemingen van de natuur. Aan de andere kant moet er ook sprake zijn van bepaalde beperkingen of geremdheid. Menselijke figuren zijn namelijk altijd nadrukkelijker gestileerd en vervormd dan de dieren.

Voor dit onderscheid zijn weer twee verklaringen gegeven: de ene verklaring gaat er vanuit dat de mensen, doordat zij op dieren jaagden (en niet op mensen) deze veel intensiever observeerden, en dus veel beter in staat waren deze vanuit hun gedachten weer te geven in de grotten. De andere verklaring gaat er vanuit, dat deze volkeren er van overtuigd zouden zijn dat een deel van de ziel vastgelegd zou worden met de schilderingen. Uit angst om ook de ziel van de mensen te vangen zouden deze daarom meer gestileerd blijven, zodat ze niet "herkenbaar" zouden zijn. De dieren (en hun ziel) moesten juist wel gevangen worden, en daarom zo goed mogelijk afgebeeld.

Naast het weergeven van details uit de natuur, is ook al te herkennen dat er sprake is van bepaalde conceptuele elementen. Dat blijkt niet alleen uit de diverse voor ons abstracte tekens die in vele grotschilderingen voorkomen, maar ook uit het gebruik van bepaalde conventies van weergave, waarvan de belangrijkste wel het "verdraaide perspectief" is. Dit is een conventie die bijvoorbeeld nog verder doorgevoerd in schematisch en systematisch opzicht, terug te vinden is in de oude Egyptische cultuuruitingen, waarbij hoofd en benen van een figuur in profiel weergegeven worden, terwijl het bovenlijf frontaal te zien is. De informatie die met een dergelijke afbeelding doorgegeven moet worden is dan belangrijker dan de accurate weergave van de werkelijkheid. Dit hangt ook samen met een probleem dat door de eeuwen heen telkens weer terug te vinden in allerlei cultuuruitingen: het terugbrengen van 3 dimensies naar 2 dimensies. Zelfs bij hedendaagse uitingen als de film en televisie speelt dit nog steeds een rol, of wordt juist gebruik gemaakt van deze "vertaalslag".


Fig. 6. Reliëf uit de periode van Mentuhotep III (2010-1998 B.C.)

Het mag duidelijk zijn dat er aan de ene kant voorzichtig omgegaan dient te worden met de interpretatie va verschillende cultuuruitingen, met name als deze komen uit een voor ons onbekende cultuur. Aan de andere kant geeft dit ook aan dat, wil een maker met zijn werk begrepen worden, deze rekening zal moeten houden met de culturele context waarin zijn werk bekeken wordt. Er zijn algemeen gezien drie verschillende invloeden op dit proces: Ten eerste de directe waarneming van het werk, en de reactie die dit bij ons oproept. De tweede invloed is die van de kennis die we bezitten, of die we menen te bezitten: wat is bekend over de tijdsperiode en de makers? Die zorgt er voor dat we de werken op een bepaalde manier gaan bekijken. De laatste factor die van invloed is, is de manier waarop de kijker geleerd heeft om te gaan met en te kijken naar culturele werken. Dat bepaalt de manier waarop uiteindelijk het werk gewaardeerd wordt. De betekenis die het werk op een bepaald moment heeft wordt voor een belangrijke mate door deze factoren bepaald, en is dus ook voor iedereen anders.

Een eenvoudig voorbeeld daarvoor is te vinden in de beschouwing van drie Venus-figuren door de geschiedenis heen, waarbij eerlijkheidshalve opgemerkt dient te worden, dat voor de Venus van Willersdorf de naam niet bedacht is door de originele makers ervan, maar dat deze naam later gegeven is.


Fig. 7. Venus van Willersdorf


Fig. 8. "De geboorte van Venus" van Andrea Botticelli (1445-1510)


Fig. 9. "Port Ligot" ook bekend als:"Venus met lades" (1970) van Salvador Dali

De moderne Westerse samenleving is aantoonbaar duidelijker beïnvloed door de beschavingen van het oude Egypte en Nabije Oosten, dan door deze eerste cultuutuitingen uit de prehistorie. Een voorbeeld voor deze invloed is terug te vinden in de Egyptische tendens om bij hun portrettering van goddelijke wezens menselijke en dierlijke elementen te combineren, zoals bijvoorbeeld bij de Grote Sfinx van Gizeh. Dit gegeven werd door veel culturen overgenomen: Paren van sfinxen, eerder vrouwelijk dan mannelijk, bewaken de poorten van de Hittietenstad bij Alaça Hüjük in Anatolië. Zij worden meer dan duizend jaar later gedateerd dan de sfinx bij Gizeh, en zijn waarschijnlijk via Syrië in de cultuur van de Hittieten terecht gekomen. Deze sfinxen zijn een vroeg voorbeeld hoe culturen elkaar beïnvloedden, waarbij meestal een aantal elementen werd overgenomen, en samengevoegd met reeds bestaande opvattingen en ideeën.


Fig. 10. Grote Sfinx van Gizeh (ca. 2500 B.C.)

Ook de Grieken hebben de sfinx uiteindelijk van de Egyptenaren geërfd, en zij hebben haar weer overgebracht op de Etrusken en de Romeinen, hoewel de Romeinen ook veel invloeden uit de Egyptische cultuur rechtstreeks hebben overgenomen. Vervolgens heeft het gegeven van de sfinx zich als versieringsmotief tijdens de Middeleeuwen, de herleving in de meer oorspronkelijke vorm tijdens de Renaissance en de 18e eeuwse tuinornamenten, een vaste plek weten te geven in de ontwikkeling van de Westerse maatschappij. De betekenis en het gebruik van de figuur is compleet getransformeerd gedurende al deze eeuwen: hoewel de hedendaagse replica's, die onder andere in Egypte zelf, een treffende gelijkenis tonen met het origineel (hoewel danig verweerd door de tand des tijds) in Gizeh, is de culturele betekenis en waarde van het werk totaal anders. Van teken van macht en goddelijkheid naar symbool van een ego-document, een bewijs van het "er-geweest-zijn" dat een belangrijke rol speelt in onze hedendaagse ik-gerichte cultuur.

Elk van de oude beschavingen onderscheidt zich van de ander door een eigen stijl, hoewel in sommige gevallen wel duidelijk de opeenvolging van stijlen in opeenvolgende culturen te herkennen is. Bij de oudere culturen is de band met de natuur nog heel duidelijk zichtbaar: uit het paleis van Assurbanipal in Nineve zijn nog reliëfs bekend die de belevenissen van de koning als jager weergeven. De aandacht waarmee de dieren zijn weergegeven lijkt nauwelijks veranderd sinds de prehistorische tijden. Het verhalende element is hierin echter onmiskenbaar terug te vinden.


Fig. 11. Jachttafereel uit het paleis van Assurbanipal

Ook de kunstenaars uit het oude Egypte hebben nog die sterke band met de natuur en jachttaferelen, en tonen zoogdieren en vogels in details, waarbij essentiële contourlijnen geaccentueerd worden om het beeld van de dieren sterker naar voren te laten komen. Een echt verschil met het verleden is echter de manier waarop er in het oude Egypte met portretten werd omgegaan. De Egyptenaren geloofden in het portret als wijkplaats voor de ziel, als toevluchtsoord wanneer de mummie door opzet of toeval vernietigd zou worden. De gelijkenis met de overledene werd daarom belangrijk, zodat er meer aandacht komt voor het detail bij het portret, en dan met name het 3-dimensionale portret, de beelden van met name de koningen en koninginnen. Al heel vroeg ontstaan daardoor portretbeelden met een sterke individualiteit, het begin van een lange reeks prachtige portretbeelden. Beroemde voorbeelden zijn die van "Sheik el Beled", afkomstig uit Sakkara, ten tijde van de 4e of 5e Dynastie, en de beelden van de heersers uit het Midden-Rijk, zoals het standbeeld van Amenemhet III (regerend van ca. 1840-1972 B.C) dat te vinden is in het museum van Caïro. De angst om de geest van de geportretteerde te vangen, zoals we dat bij primitieve volkeren zien, en waarschijnlijk ook aanwezig was bij de prehistorische volken, hebben met deze beelden plaatsgemaakt voor het zorgen voor de ziel en de nagedachtenis, door juist een huis, een schuilplek te creëren door een gelijkend portret.


Fig.12. Sheik el Beled

Het bekendste portretbeeld uit het oude Egypte dat bewaard is gebleven is wel dat van Nefertiti, de vrouw van de "ketterse farao" Amenhotep IV, die later de naam Achnaton aannam. Het is een borstbeeld, en niet een fragment van een groter beeld, terwijl er geen andere borstbeelden bekend zijn uit die periode. Ook de beelden van Achnaton zelf zijn heel typerend, en lijken aan te geven dat hij een vrij opmerkelijk uiterlijk moet hebben gehad. Een overdreven lange schedel, en dikke, geprononceerde lippen. Verder had hij een androgyne gestalte, met brede heupen, en dunne, lange armen.


Fig. 13. Nefertiti